69
Ze wist het, natuurlijk wist ze het. Bij de politie Alkmaar zijn geen rechercheurs werkzaam die Van Drongelen of Heeres heten. Ze had direct het gevoel dat er iets niet klopte met deze heren. De telefoniste is nogal terughoudend en wil geen mededelingen doen over wie er wel of niet als rechercheur werkzaam zijn bij het corps. Als Irma zegt dat ze de heren zoekt in verband met een verrassingsparty, antwoordt de vrouw op afgemeten toon dat ze haar zoektocht beter in de privésfeer kan houden. Maar Irma is ervan overtuigd dat ze haar met een van de twee zou hebben doorverbonden als ze werkelijk werkzaam zouden zijn bij de politie Alkmaar.
Ze bedenkt dat ze voor alle zekerheid de namen ook nog kan googelen. Zodra ze thuis is, loopt ze naar de computer en dat levert de definitieve zekerheid op. Van Drongelen en Heeres bestaan niet, althans niet als rechercheur van politie. Irma probeert zich te herinneren wat de mannen precies tegen haar zeiden. Ze wilden een paar vragen stellen over Floran Haverkort. Die vragen hadden betrekking op hun laatste ontmoeting. Het waren voor de hand liggende vragen, maar zij was op haar hoede. Hebben ze dat in de gaten gehad? Begrepen ze dat ze voorzichtig moesten zijn en geen achterdocht moesten wekken? Ze verdwenen even plotseling als ze verschenen waren en daarna heeft ze hen niet meer gezien.
Ze sluit haar ogen en concentreert zich op wat ze zag bij Dylons huis. De mannen namen op een joviale manier afscheid. De manier die vrienden gebruiken. Handen op elkaars bovenarmen, even een schouder vastgrijpen. Mensen die bij de politie werken nemen niet op die manier afscheid van een burger. Deze mannen waren niet beroepsmatig bij Dylon op bezoek. Deze mannen waren niet van de politie.
Irma’s handen hangen aarzelend boven haar toetsenbord. Ze voelt de kramp in haar schouders en beweegt ze een paar keer.
Ze zet de server weer op de lege Google-balk en typt een naam.
Dylon van Dam.
Er verschijnen zevenentwintig pagina’s met hits. Ze bekijkt ze stuk voor stuk, maar vindt geen enkele verwijzing naar Dylon van Dam in Uithoorn.
Ze heeft al twee keer op het punt gestaan om Denise te bellen, maar daar toch op het laatste moment van afgezien. Ze twijfelt te sterk of ze haar wil vertellen wat ze heeft ontdekt. Ze moet eerst meer te weten zien te komen over Dylon. Heet hij wel Dylon? Is zijn achternaam wel Van Dam? De vragen razen door haar hoofd, ze knippert met haar ogen. In welke richting moet ze het zoeken?
De herinnering voelt aan als een klap op haar hoofd. Ze zit aan de keukentafel en roert in de kop thee die ze net heeft gemaakt. Ze weet zeker dat ze door haar knieën was gezakt als ze nu had gestaan. Het is een aanval, een confrontatie. Ze hoort weer de ernst in de stem van haar vader. Hij berispte haar, omdat ze hem had voorgelogen. Het was een leugen die ze niet kon verklaren en die nergens op sloeg. Er had iemand opgebeld, een man. Hij vroeg haar vader te spreken en Irma had gezegd dat haar vader op reis was en dat ze niet wist wanneer hij terugkwam. Later belde de man opnieuw en toen nam haar vader de telefoon op. Hij vroeg waarom ze had gezegd dat hij op reis was en zij wist niet wat ze moest antwoorden. ‘Ik begreep niet waarom hij belde,’ was ten slotte de enige verklaring die ze kon verzinnen.
Haar vader wilde dat ze hem recht aankeek. ‘Als je iets niets begrijpt, kun je gewoon vragen stellen. Mensen denken vaak dat ze beter zelf een antwoord kunnen verzinnen, maar geloof me, kind, dat leidt alleen maar tot verwarring en ellende. Doe dat niet meer. Beloof me dat je in het vervolg vragen stelt.’
Ze gaf geen antwoord, bleef hem alleen maar aankijken. Hij schudde haar door elkaar. ‘Wat heeft dit te betekenen?’
Ze wilde iets zeggen, maar haar lippen leken verlamd.
Toen sloeg hij haar op haar wang. ‘Geef antwoord!’ Zijn ogen waren donker.
Haar moeder kwam tussenbeide. ‘Ben jij nu helemaal gek geworden?’ schreeuwde ze. ‘Wat bezielt je om dat kind te slaan? Kun je je ook al niet meer beheersen als het je eigen kind betreft?’
Irma rende de deur uit. Toen ze terugkwam spraken haar ouders weer normaal met elkaar.
Ze houdt het lepeltje tussen haar vingers geklemd en probeert ergens anders aan te denken. Wat moet ze met herinneringen die nergens meer toe dienen? Er heeft nooit meer een dergelijk incident plaatsgevonden en haar vader liet dagenlang blijken dat hij er spijt van had. Ze kreeg een nieuwe pop van hem, hij vertelde trots dat het de grootste pop was die hij had kunnen vinden. En toen ze weer jarig was, kondigde hij aan dat ze haar hele volgende levensjaar Pop zou heten.
Pop.
‘Kus me nog eens, Pop,’ fluisterde Dick. Hij klopte op haar rug toen ze nauwelijks tot bedaren was te brengen. Later wilde hij weten hoe het kwam dat ze zo overstuur was geraakt. Toen vertelde ze over de troetelnamen die haar vader bedacht. ‘Dus je heette een heel jaar Pop, toen je zes was,’ zei Dick. ‘En welke naam gaf hij je op je zevende verjaardag?’
Ze antwoordde dat haar vader ermee was gestopt toen ze zeven werd.
Wie is Dylon precies? Ze dwingt haar gedachten weer in zijn richting. Ze voelt zich niet goed en ze weet zeker dat ze beter aan het hier en nu kan denken.
Ze moet hem bellen. Maar waar heeft ze zijn mobiele nummer gelaten? Met een schok realiseert ze zich dat ze helemaal geen mobiel nummer van hem heeft en evenmin een ander nummer.
Ze googelt op ‘telefoongids’ en toetst zijn naam en adres in. Er verschijnt een mededeling. Geen resultaten gevonden.
Ze is kalm als ze het nummer van Denise kiest.